Overheden hebben een flexibeler IT-landschap nodig om hun maatschappelijke en bestuurlijke taken goed te kunnen vervullen. Zo ook de lokale overheid. Op weg daarnaartoe slaan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Digicampus de handen ineen. “Digitalisering houdt zich niet aan de grenzen van het openbaar bestuur.”
IT speelt in ieder maatschappelijk thema waar de lokale overheid over gaat een cruciale rol. “Digitalisering houdt zich niet aan de grenzen van het openbaar bestuur”, signaleert Nathan Ducastel, directeur van VNG Realisatie. “Het doorsnijdt alle constructies die we hebben bedacht om de wereld behapbaar te houden. Het speelt in elk uitvoeringsproces een cruciale rol en beïnvloedt elk politiek proces. Het zegt wel wat dat de Europese Commissie digitalisering noemt als een van de drie grote transitievraagstukken van deze tijd, naast klimaatverandering en geopolitiek.”
Iedere gemeente is bezig met digitale innovatie. Door daar meer in samen te werken, kunnen die bewegingen elkaar veel meer versterken.
Nathan Ducastel
Gemeenten beseffen dat digitale innovatie nodig is, weet Ducastel: “De digitale transitie zorgt ervoor dat ook gemeenten steeds op zoek moeten naar hoe ze kunnen inspelen op alle kansen en risico’s die de informatiesamenleving biedt in hun uitvoering en via hun beleid. Digitale innovaties kunnen hen helpen daar meer grip op te krijgen.”
Hindernissen
Op weg naar deze digitale transformatie lopen overheden echter tegen allerlei hindernissen op. Ook gemeenten kampen daarmee; van legacy-last en krappe innovatiebudgetten tot versnipperde data en ontbrekende uitwisselingsmechanismen. Die bemoeilijken de stap naar een flexibeler IT-landschap waarmee gemeenten hun opgaven veel meer samen kunnen vervullen. Interbestuurlijke samenwerking is nodig om deze hindernissen te kunnen nemen. Daarom zet VNG zich samen met Digicampus in om digitale innovatie binnen de lokale overheid te stimuleren en heel gericht aan maatschappelijke opgaven te koppelen. Ducastel: “Iedere gemeente is bezig met digitale innovatie. Door daar meer in samen te werken, kunnen die bewegingen elkaar veel meer versterken. Daarnaast hebben digitale innovaties de meeste impact als ze ook bij het ontwikkelen direct gekoppeld zijn aan de maatschappelijke opgaven waar gemeenten voor staan.”
Inzicht en overzicht
Inzicht en overzicht bieden, daar begint het mee volgens Giulietta Marani, programmadirecteur van Digicampus. “Wij kunnen heel goed helpen om in kaart te brengen welke digitale innovaties overheden verder kunnen helpen, welke impact nieuwe technologie heeft voor organisaties en welke drempels hen onderweg tegenhouden. Onze kracht is dat we overheid, wetenschap en samenleving bijeen kunnen brengen op onderwerpen die de publieke dienstverlening raken.”
Ervaringen uit het verleden hebben aangetoond dat digitale innovatie lang niet altijd iets oplevert waar de praktijk behoefte aan heeft. Ducastel: Innovaties worden vaak bedacht in het kantoor van de CIO, waarvan de lijn vervolgens zegt: ‘Mooi, maar niet uitvoerbaar’. Innovatie moet vanuit de lijn komen, door probleemeigenaren die de pijn voelen. Maar je hebt wel staffuncties als aanjager nodig.”
Ik zie graag dat er nieuwe modellen komen om innovatie langdurig te financieren. Nu zie je vaak dat er wel financiering is voor een kortlopend pilotproject, maar dat het daarna stopt.
Giulietta Marani
Tijdig valideren
Die aanjagende rol vervult Digicampus. Cruciaal daarbij is dat innovatie iets brengt waaraan echt behoefte is, benadrukt Marani: “Het is heel belangrijk om tijdens het innovatieproces tijdig te valideren: werkt de oplossing waar we aan werken ook echt, kunnen we de volgende stap zetten en is de gezamenlijke infrastructuur op orde?”
Een mooie uitdaging is: hoe krijgen inwoners en ondernemers een stem? Marani: “Wat hebben zij nodig om betere keuzes te kunnen maken of beter te kunnen aangeven wat ze belangrijk vinden? Hiervoor kun je bijvoorbeeld heel goed digital twins inzetten. Die geven iedereen inzicht in de impact van toekomstplannen.”
Digital Twinning is dan ook één van de onderwerpen die VNG en Digicampus nu samen verkennen. “Ik zie graag dat we samen digital twins creëren waarmee gemeenten vooraf veel meer inzicht krijgen in het effect van nieuwe interventies”, hoopt Ducastel.
Vasthouden, opschalen, hergebruiken
Waar gaat de krachtenbundeling tussen VNG en Digicampus toe leiden? Ducastel: “Ik hoop dat we samen met gemeenten leren dat de dingen die we met elkaar maken, veel makkelijker kunnen vasthouden, opschalen en hergebruiken. Dat vraagt iets van de manier waarop we innovaties documenteren, bouwen en evalueren. Als dat lukt, kunnen we in de toekomst een aantal dingen veel beter doen dan nu gebeurt.”
“Ik hoop dat het voor gemeenten over vijf jaar veel makkelijker is om samen te werken met markt, wetenschap, burger en ondernemer”, voegt Marani toe. “En ik zie graag dat er nieuwe modellen komen om innovatie langdurig te financieren. Nu zie je vaak dat er wel financiering is voor een kortlopend pilotproject, maar dat het daarna stopt.”
“De beweging die we hebben ingezet, is nodig”, besluit Nathan Ducastel. “Het coalitieakkoord zet in op verzilvering van de kansen die digitale technologie biedt door samenwerking tussen wetenschap, bedrijfsleven, start-ups, scale-ups, kenniscoalities en overheid. Ik zie veel kansen om juist nu aan een gezamenlijke innovatieagenda te werken, budgetten bij elkaar te brengen en innovatiekracht te bundelen. Laten we die kansen benutten.”