Welke meerwaarde heeft wetenschappelijke kennis in grillige innovatieprocessen met diverse stakeholders, verschillende belangen en handelingsperspectieven? Bij mijn onderzoek op GovTech zeg ik vaak: het onderzoek van vandaag legt de basis voor de digitale publieke dienstverlening van de toekomst. Maar hoe werkt dit in de praktijk?

Volgens ScienceGuide zijn er ruim 28.000 personen werkzaam in wetenschappelijke functies aan de Nederlandse universiteiten. Aan de top zien we ruim 3.100 hoogleraren en aan de basis ruim 9.000 promovendi. Al deze mensen dragen op diverse manieren bij aan maatschappelijke voortuitgang.
Gelukkig betwijfelen weinig mensen de meerwaarde van de wetenschap voor deze maatschappelijke vooruitgang. Intuïtief komen we vaak tot argumenten zoals ‘het onderzoek van vandaag legt de basis voor de ontwikkelingen van morgen’.

‘Wat zijn verantwoorde GovTech architecturen?’ en ‘Hoe organiseren we op een robuuste wijze vertrouwen in de digitale wereld?’

Niet is praktischer dan een goede theorie.

Kurt lewin

Ik citeer graag Kurt Lewin, een van de pioniers op het gebied van de sociale psychologie die in 1947 al schreef: ‘Niets is praktischer dan een goede theorie.’ Hiermee overbrugt Kurt Lewin in 1947 de kloof tussen theorie en praktijk (1). Achter dit adagium schuilt een wereld van denken, handelen, reflecteren en leren over hoe de wetenschap kan bijdragen aan het oplossen van de problemen van vandaag en de vernieuwingen die op lange termijn nodig zijn. Theorie – en de daarvan afgeleide modellen, instrumenten, methoden en technieken – geven op een robuuste wijze richting voor het handelen in de praktijk.

Digicampus

Ervaring binnen Digicampus leert dat de bijdragen die wetenschappers kunnen leveren verder gaan dan theorie, denk bijvoorbeeld aan:
• Optreden als onafhankelijke en kritische partij tussen overheid, markt en gebruikersgroepen.
• Inspireren door het inbrengen van feiten, voorbeelden en lessen vanuit de hele wereld.
• Het vormgeven van kennis en innovatie-agenda’s: wat weten we al, wat weten we nog niet en hoe komen we daarachter?
• Een brug slaan tussen disciplines zoals informatietechnologie, bestuur en beleid, wetgeving, businessmodellen en ethiek.
• Het ontwikkelen van nieuwe kennis (bijv., in de vorm van analyses, evaluaties en architecturen) en methoden (bijvoorbeeld serious gaming op datadeling).
• Kennisborging (het op papier krijgen van kennis is een vak op zich).
• Het ontwerpen van collectieve leercycli en kennisdeling (over helixen heen).
• Valorisatie – vertalen van kennis naar maatschappelijke structuren, producten en diensten – bijvoorbeeld via startups.

Al deze bijdragen zijn waardevol voor het kunnen innoveren in een arena met diverse stakeholders, verschillende belangen en sturingsmogelijkheden, en onzekerheid over de uitkomsten. Zeker als je beseft dat innovatie in deze context niet alleen maar gaat over het vernieuwen van een product of dienst, maar over het transformeren van publieke diensten in de samenleving. Mijn ervaring is met name dat complexiteit (diverse onderdelen en probleemaspecten) en onzekerheid verlammend werken in dit soort transformaties. Vragen zoals: ‘Wat zijn verantwoorde GovTech architecturen?’ en ‘Hoe organiseren we op een robuuste wijze vertrouwen in de digitale wereld?’ kennen veel puzzelstukjes met veel variaties, onderlinge afhankelijkheden en ongekende consequenties wanneer deze bij elkaar gebracht worden.

De wetenschap levert onafhankelijke kennis die op vele manieren gebruik kan worden in de praktijk.

In Nederland hebben we wetenschappers die behoren tot de wereldtop om dit soort complexe vraagstukken onafhankelijk, kritisch, en repliceerbaar te onderzoeken, de ontwikkelde kennis te borgen (‘objectief op papier te krijgen’) en op verschillende manieren te delen met de samenleving. Hierbij gelden hoge kwaliteitsstandaarden, die variëren van onafhankelijke dataverzameling en validatietoetsen tot en met peer reviews. Deze standaarden zijn onmisbaar om op de ontwikkelde kennis te kunnen leunen voor het handelen in de praktijk. Kortom, de wetenschap levert onafhankelijke kennis die op vele manieren gebruikt kan worden in de praktijk, zoals voor het schrijven van beleidsnotities of het ontwikkelen van een kader om technische architecturen te kunnen toetsen op publieke waarden. Op deze manier helpt de wetenschap verschillende actoren, variërend van innovators en beleidsmakers tot technische architecten en juristen om handelingsbekwamer hun innovatiereizen te maken.

Maar hoe breng je de wetenschap dichter bij de andere partijen in de innovatiearena? Lewin stimuleerde al in 1947 een hecht vliegwiel tussen kennisontwikkeling, kennisdeling en toepassing. Digicampus is onderdeel van zo’n vliegwiel voor innovatie van publieke diensten en hanteert een aanpak waarin onderzoeken, experimenteren en vernieuwen zó samenkomen dat de ontwikkelde kennis gezamenlijk wordt toegepast voor maatschappelijke vooruitgang. Dagelijks maak ik gebruik van Lewin’s adagium door voortdurend van bewust te zijn dat kennisontwikkeling, kennisdeling en toepassing voor innovatie elkaar versterken.

Inzichten, lessen en good practices.

Zoals Lewin mij inspireerde, kunnen meer hoogleraren inspiratie bieden. Bij Digicampus ben ik daarom samen met Bas Oude Luttighuis en Giulietta Marani in gesprek gegaan met hoogleraren uit heel Nederland die onderzoek doen naar innovatie, in verschillende domeinen (onder andere zorg, lokaal bestuur, ontwikkelingssamenwerking en ondernemerschap) en vanuit verschillende disciplines (onder andere techniek, ethiek, bestuurskunde). Op dit moment verzamelen en verwerken wij hun inzichten, lessen en good practices op het gebied van innovatie.
De eerste resultaten zullen deze zomer verschijnen in een Digicampus publicatie, die je hopelijk zullen inspireren, zoals Lewin dat bij mij deed.

(1) Lewin, K. (1952). Field theory in social science: Selected theoretical papers by Kurt Lewin. London: Tavistock.